Nadat eergisteren de bovenverdieping stofvrij gemaakt was, deed ik dat vanochtend op de begane grond. En tussentijds bakte ik een broodje. Dat deeg moest regelmatig langere tijd rijzen en dat was dan heel goed te combineren met wat schoonmaakwerk. Eerst werd het verse gist opgelost in handwarm water. Toen maakte ik een mengsel van de bloem en het zout. In het midden van de bloem kwam een kuiltje, waarin het gistmengsel kwam. Daarna kon alles gemengd worden tot een samenhangend geheel. Vervolgens werd het deeg tot een bal gevormd en in de kom afgedekt met een theedoek, waarna het vijftien minuten met rust gelaten moest worden.
Hierna werd het deeg tot een platte plak gedrukt om het lucht eruit te drukken. Het deeg werd toen tot een brood gevormd en op de bakplaat gelegd. Wederom afgedekt en dit keer vijfenveertig minuten met rust gelaten om rijzen. Toen die drie kwartier om waren mocht het deeg eindelijk de oven in. Na ongeveer vijfentwintig minuten was het brood klaar. Het rook intussen heerlijk in de keuken! En zo smaakte het broodje trouwens ook. Alles was zo uitgerekend, dat we meteen een broodje konden nemen, omdat het inmiddels tegen het middaguur liep. Al met al bijna twee uur ermee bezig geweest, maar zeker de moeite waard!
Helaas voelde Heiko zich vanochtend meteen al niet helemaal fris. Een beetje hoofdpijn, moe en hij had een pijnlijke rug van het werken met die keien en boomwortels in de tuin. Hij besloot nadat we het broodje op hadden, om een poosje naar bed te gaan. Hij hoopte daarvan op te knappen. Op dat moment besloot ik voor hem banketstaven te maken. Daar had hij het de laatste dagen al meerdere keren over gehad, wanneer ik met mijn receptenmap bezig was. Een zestal plakjes bladerdeeg werden uit de diepvries gepakt en het amandelspijs werd in dunne plakjes gesneden. Dat vind ik wel zo handig om te kneden. Wanneer het een groot stuk spijs is, duurt het vele malen langer en is het een vervelend klusje. Op mijn manier niet.
Door de amandelspijs werden nog een ei en een theelepeltje citroenrasp gemengd. Het bladerdeeg was inmiddels ontdooid en die kon ik aan elkaar plakken, door de randen nat te maken en voorzichtig een beetje aan elkaar te knijpen en strijken. Inmiddels heb ik geleerd, dat dit een belangrijk onderdeel is, want als het tijdens het bakken losgaat ligt de inhoud (in dit geval het mengsel van de amandelspijs) over de hele bakplaat. Het mengsel legde ik op de bladen, even rollen en ook hier weer goed plakken. En nadat het een half uurtje in de oven was gebakken bleek dat het goed gelukt was. Niet alleen leek het goed, de smaak was ook goed. Heiko kwam waarschijnlijk op de geurtjes af, want we konden samen direct een stukje proeven bij een kopje thee. Het slapen had Heiko goed gedaan en hij voelde zich weer ietsje fitter.
Na de thee ging hij nog even de tuin in. Nee, niet om te werken. Vandaag hoefde dat even niet. Geen zin en dan moet je dat ook niet doen! Helaas was het hout in de voorraadbak nagenoeg op en dat wilde hij nog wel even aanvullen. Daarom liep hij een stuk of vijf keer met de kruiwagen van houtstek naar stookhok en visa versa. Tijdens die wandelingetjes merkte hij weer eens een pootafdruk op in het gras. Een behoorlijke grote. Zie je voor en achter die twee dieptes. Ja, dat moet toch van een eland zijn. Om een beeld van de grootte te krijgen, legde Heiko zijn werkhandschoen er nog even bij. Oh, morgen moeten we zeker de beelden van de camera bekijken hoor! Ben zo benieuwd of de eigenaar van deze poten erop staat!
Vorig jaar had ik rond deze tijd het menu voor de kerst al klaar. Op papier welteverstaan. We waren op dat moment al in Nederland, om op de 18e december de verjaardag van Heiko zijn moeder te vieren. Toen we daarna weer thuiskwamen kregen we een paar dagen later mijn tante Heiltje en neef Sietse op bezoek, waardoor er geen tijd meer was voor het bedenken van het kerstmenu. Dit jaar is het zó anders… Vanwege de pandemie kunnen we niet naar Nederland en kunnen we geen visite uit Nederland ontvangen. Nadat we over de ergste teleurstelling heen waren, besloot ik, dat er wel een kerstmenu moest komen. We moeten er samen tenslotte toch maar iets van proberen te maken. Dat we dan “slechts” met z´n tweetjes eten: het is wel kerst. Dus wat gaan we eten? Daar moet ik me de komende tijd maar eens even beter in verdiepen…
Nu het kouder is, denk ik vaak aan de borstrok. Ken je die (nog)? Zelf heb ik hem (volgens mij) nooit aangehad, maar mijn moeder en oma wel. En ik denk iedereen van die generatie wel. Ik kan me vooral herinneren, dat het geen pretje was om een dergelijk kledingstuk te dragen. Het waren hemden van wol en dat prikte! En als je een beetje had gezweet begon het ook nog te jeuken! Alleen was het toen iets, waar je niet onderuit kwam. Je moest hem dragen, want anders werd je toch ziek? Een borstrok noemde men ook een kamizool of een wolletje. En als je denkt, dat het bij hemdjes bleef heb je het mis. Lange hemden (vaak tot in de onderbroek) werden ook gebreid. En onderbroeken! De borstrok zelf, dus het hemdje, werd trouwens meestal over een katoenen hemdje gedragen, welke de drager moest beschermen tegen het prikken. Over de borstrok ging dan het overhemd of de trui. Doordat de bovenkant van de borstrok meestal werd gebreid in gerstekorrel steek of met blokjes van twee recht en twee averecht, kostte het meer breigaren, maar werd de borstrok daardoor meteen wel dikker. En zo beschermde hij de borst en de longen beter tegen de kou.
Het was een kledingstuk die maar niet afgedragen werd. Was die na al het wassen te kort? Dan ging hij naar het jongere en vaak kleinere broertje of zusje. Was die dan tóch echt af, zodat niemand hem meer kon dragen, dan ging die nog niet weg. Hij werd dan gebruikt, om de vloer te laten glimmen, nadat die in de boenwas was gezet. Wist je, dat tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw het dragen van een borstrok heel gewoon was? Nu zijn ze volledig “uit de mode”. Waarschijnlijk mede doordat er andere materialen worden gebruikt voor ondergoed, die net zo warm, zo niet warmer zijn. En die hele koude winters zijn er ook niet meer, waarbij je je bij de houtkachel moest opwarmen, nadat je even buiten was geweest. Om eerlijk te zijn, zou ik de borstrok, of lange hemd of onderbroek niet graag willen dragen. Alleen al vanwege de verhalen, dat het vervelende kleding was.